Start > Studies > Fundamenten van het geloof > Rechtvaardiging door geloof
Rechtvaardiging door geloof
Om mensen met God te verzoenen, heeft Christus Jezus zijn leven gegeven als losoffer. Hierdoor kunnen wij verlost worden van zonde en de schuld die wij daardoor hebben bij God. Maar hoe kan God ons vergeven wanneer Hij geen zonde kan verdragen en daarover toornt? Hij kan toch niet doen of wij ze niet gedaan hebben? Nee, dat is niet in overeenstemming met zijn rechtvaardigheid! Onze zonden zijn niet te ontkennen en te verbergen. Ze maken ons onrein en ongeschikt voor onze heerlijke bestemming. Wij zijn strafwaardig, maar omwille van zijn Zoon rekent God ons de zonden niet toe:
“… dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen …” (2 Korintiërs 5:19)
“Zalig zij, van wie ongerechtigheden vergeven en van wie zonden bedekt zijn. Zalig de man, wiens zonde de Here geenszins zal toerekenen.” (Romeinen 4:7, Psalm 32:1)
Paulus legt in de brief aan de Romeinen uit, dat God tegenover de onrechtvaardigheid van Adam, de rechtvaardigheid van Christus Jezus stelt. En evenals ons de onrechtvaardigheid van Adam wordt toegerekend door onze verbondenheid met hem in de zonde, wordt ons de rechtvaardigheid van Christus Jezus toegerekend door onze verbondenheid met Hem in geloof:
“Derhalve, gelijk het door één daad van overtreding voor alle mensen tot veroordeling gekomen is, zo komt het ook door één daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardiging ten leven. Want gelijk door de ongehoorzaamheid van één mens zeer velen zondaren geworden zijn, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van één zeer velen rechtvaardigen worden … opdat, gelijk de zonde als koning heerste in de dood, zo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid ten eeuwigen leven door Christus Jezus onze Here.” (Romeinen 5:12-21)
Met die ene daad van gerechtigheid wordt het offer van de Here Jezus Christus bedoeld. Hij heeft al onze zonden op zich genomen en in zijn lichaam aan het kruis gebracht. Zijn offer bekrachtigde het verbond van genade en barmhartigheid dat God met mensen wilde sluiten.
“Want dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden.” (Matteüs 26:28; vergelijk Efeziërs 1:7; Kolossenzen 1:14 Lucas 24:47 Handelingen 5:31; 10:43; 13:38; 26:18)
“Want ook Christus is eenmaal om de zonden gestorven als rechtvaardige voor onrechtvaardigen, opdat Hij u tot God zou brengen.” (1 Petrus 3:18; Romeinen 5:7-8)
Daarom is God rechtvaardig, ook al vergeeft Hij ons en reinigt Hij ons van alle zonden die wij deden:
“Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid van God, en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus. Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed, om zijn rechtvaardigheid te tonen, daar Hij de zonden, die tevoren onder de verdraagzaamheid van God gepleegd waren, had laten geworden – om zijn rechtvaardigheid te tonen, in de tegenwoordige tijd, zodat Hijzelf rechtvaardig is, ook als Hij hem rechtvaardigt, die uit het geloof in Jezus is” (Romeinen 3:23-26)
“… Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn …” (Romeinen 5: 9)
Niet toerekenen van zonden wordt in de Bijbel rechtvaardigen genoemd. Hiermee wordt iets geheel anders bedoeld dan het rechtvaardigen van onszelf. Dat is onszelf vrijpleiten met allerlei uitvluchten, zodat wij verkeerde dingen goedpraten (1 Korintiërs 4:3-5). God echter ontkent onze zonden niet, maar ziet of wij oprecht berouw hebben. Op grond van oprecht berouw en bekering rekent Hij ons de zonden niet toe, verleent Hij ons vrijspraak. Bekering is: ons omkeren op de weg van zonde en dood, om voortaan de weg tot eeuwig leven te gaan door gehoorzaam Gods wil te doen:
“Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.” (1 Johannes 1:9)
“Bekeert u en laat een ieder van u zich dopen op de naam van Christus Jezus, tot vergeving van zonden …” (Handelingen 2:38)
“Maar u hebt u laten afwassen, maar u bent geheiligd, maar u bent gerechtvaardigd door de naam van de Here Jezus Christus ...” (1 Korintiërs 6:9-11)
Berouw en bekering tot God komen voort uit geloof in zijn verlossingswerk in zijn Zoon. In Hem bewijst Hij ons zijn liefde en genade door ons te vergeven:
“Want wij zijn van oordeel dat de mens door geloof gerechtvaardigd wordt …”
(Romeinen 3:28-30; 4:1-5; zie Galaten 2:15-16; 3:11 en 24)
“Zo zij u dan bekend … dat door Hem (Christus) u vergeving van zonden verkondigd wordt … wordt ieder, die gelooft, gerechtvaardigd door Hem.” (Handelingen 13:38-39; vergelijk Romeinen 8:33-34)
“Wij dan, gerechtvaardigd uit het geloof, hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus, door wie wij ook de toegang hebben verkregen tot deze genade, waarin wij staan …” (Romeinen 5:1-2; Titus 3:7)
Het geloof dat God van ons vraagt om gerechtvaardigd te kunnen worden, is te zien bij Abraham: een rotsvast vertrouwen dat God doet wat Hij belooft, getoond in het doen van wat God van hem vroeg:
“… aan de belofte van God heeft hij niet getwijfeld door ongeloof, doch hij werd versterkt in zijn geloof en gaf God eer, in de volle zekerheid, dat Hij bij machte was hetgeen Hij beloofd had ook te volbrengen. Daarom werd het hem gerekend tot gerechtigheid. Echter niet alleen om zijnentwil alleen werd geschreven: het werd hem toegerekend, maar ook om onzentwil, wie het zal worden toegerekend, ons, die ons geloof vestigen op Hem, die Jezus, onze Here, uit de doden opgewekt heeft, die is overgeleverd om onze overtredingen en opgewekt om onze rechtvaardiging.” (Romeinen 4:21-25)
“Is onze vader Abraham niet uit werken gerechtvaardigd, toen hij zijn zoon Isaak op het altaar legde? Daaruit kunt u zien, dat zijn geloof samenwerkte met zijn werken, en dat dit geloof pas volkomen werd uit de werken; en het schriftwoord werd vervuld, dat zegt: Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend, en hij werd een vriend van God genoemd. ...” (Jakobus 2: 21-23)
Dit zijn niet door mensen bedachte werken, gedaan op eigen kracht, maar de geloofsdaden die God van ons vraagt. Wie deze rechtvaardigheden, goede werken of gerechtigheid doet, en niet het kwaad van deze wereld, wordt een rechtvaardige voor God genoemd. Een die voor Hem vrij van schuld is en straks bij zijn Zoon zal mogen zijn, wanneer Hij komt in heerlijkheid:
“Maar wanneer een goddeloze zich bekeert van alle zonden die hij begaan heeft, al mijn inzettingen onderhoudt en naar recht en gerechtigheid handelt, dan zal hij voorzeker leven ... Geen van de overtredingen die hij begaan heeft, zal hem worden toegerekend.” (Ezechiël 18:21-22; 33:15-16)
“Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.” (Efeziërs 2: 10”; zie ook 4:20-24; 5:9 Lucas 1:75)
“Voorts broeders, al wat waar is, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat … breng dat in toepassing.” (Fillipenzen 4:8-9)
“… dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden (Staten Vertaling: rechtvaardigmakingen) van de heiligen.” (Openbaring 19:6-9; vergelijk Psalm 106:30; 1 Johannes 2:28-29; 3:7-10)
Vraag ter overdenking:
Wat is de eerste openlijke daad van gerechtigheid die God van ons vraagt?