Start > Taal
Taal van de Bijbel
De meeste van u zullen het met ons eens zijn dat de Bijbel Gods Woord is, en als zodanig betrouwbaar. Maar van daar af beginnen de meningen vaak al uiteen te lopen. Want velen weten eigenlijk niet goed hoe ze hun weg in dat boek moeten vinden. En dan gaat het als met dat dikke handboek bij je nieuwe digitale camera: je bladert er moedeloos wat doorheen en besluit vervolgens maar te proberen met dat ding te fotograferen zonder eerst dat hele instructieboek te hoeven doorlezen. Een Bijbel telt, afhankelijk van de bladspiegel, al snel iets van 1200-1500 pagina’s, en er lijkt op het eerste gezicht ook nog weinig lijn in de ‘behandelde onderwerpen’ te zitten. Hoe pak je dat in vredesnaam aan? Op deze pagina willen wij u daarom wat wegwijs in maken, in die aanpak. Een aantal onderwerpen is meer uitgediept in sub-pagina's.
Bijbels denken
Laten we eerst het terrein wat afbakenen. De verschillende delen van de Bijbel zijn te boek gesteld tussen zoiets als 4000 jaar geleden (of wellicht zelfs nog eerder) en globaal 2000 jaar geleden, en dan ook nog in een ander deel van de wereld. Anders gezegd: hij is ontstaan in een totaal andere cultuur dan de onze, en je zult hem dus moeten lezen tegen die andere culturele achtergrond. Let op: ik probeer hier niet te zeggen dat de Bijbel alleen maar de opvattingen van zijn tijd weerspiegelt, zoals je tegenwoordig zo vaak hoort zeggen. Maar hij spreekt wel de taal van zijn tijd, en met die taal moet je vertrouwd raken. Toch ga ik ook weer geen ‘geheime sleutel’ aanreiken, alsof de bijbelse boodschap er alleen zou zijn voor ingewijden. Je moet echter wel ‘bijbels’ leren denken. Want de Bijbel ‘denkt’ heel anders dan wij in onze moderne westerse cultuur. Dat heeft alles te maken met het feit dat wij, moderne westerlingen, zijn opgevoed met economie, met wetenschap, met technologie, met meer-beter-groter, met vooruitgang en voortdurende vernieuwing. Wij denken in termen als: wat kost het en wat levert dat dan op, kun je dat logisch beredeneren, hoe werkt het, en wordt je er beter van? Oud betekent: ‘niet meer van deze tijd’, en modern is ‘in’. Onze cultuur draait om ‘gepasseerde stations’ en ‘voortdurend verder moeten’. Voor ons is dat normaal; het zit in ons bloed en we denken er niet eens meer bij na.
In de Bijbel hebben we echter te maken met totaal andere levensprincipes. Daar gaat het niet om de nieuwste ideeën (die morgen al weer achterhaald zijn) maar om eeuwige waarheden. Niet om dingen die logisch beredeneerd zijn, maar dingen die ons door God Zelf zijn geopenbaard, omdat we ze zelf nooit zouden kunnen beredeneren. Daar staat ‘oud’ voor wijsheid en levens ervaring, in plaats van achterhaald en niet meer van deze tijd, en is ‘oude van dagen’ niet de aanduiding van een demente bejaarde maar van God Zelf. Daar moet je gevoel voor leren krijgen. Iemand heeft dat eens zo weergegeven:
Bijbels denken |
|
Modern, westers denken |
- Bijbels, Semitisch, Joods
- Praktische uitvoering
- Totaal-benadering
- Allegorieën, beelden
- Gelijkenissen
- Symbolen
- “Waar leidt het toe?”
- Resultaat-gericht:
“wat bereik je ermee?”
|
|
- Europees, Anglo-Amerikaans
- Theoretische overwegingen
- Analyse van de delen
- Inhoudelijke details
- Feiten
- Concrete aspecten
- “Hoe functioneert het?”
- Proces-gericht:
“hoe bereik je dat?”
|
En hij voegde er aan toe: “Men kan rustig zeggen dat heel wat van wat wij bijbeluitleg noemen in feite niet meer is dan een poging om in westerse, of moderne, termen weer te geven wat de Bijbel zelf al heel afdoende heeft gezegd in beeldende termen – termen die door de mensen uit bijbelse tijden en in bijbelse landen veel gemakkelijker werden begrepen dan door ons nu”.
Taalgebruik
Dat brengt ons meteen bij het volgende: het taalgebruik van een bijbels verhaal is afgestemd op het duidelijk maken van de les die dat verhaal ons wil leren. En dat is niet altijd de taal die we verwachten wanneer het alleen maar om de beschrijving van een historische gebeurtenis ging. Toch zie je juist maar al te vaak mensen uit dat taalgebruik conclusies trekken, die het verhaal zelf ons niet bedoelt te leren. Dan krijg je argumenten als ‘het staat er toch’, terwijl het gaat om een opvatting die absoluut niet bijbels is. Omdat de Bijbel daar spreekt in beelden. Die zouden voor alle culturen aansprekend moeten zijn. Maar wij moderne westerlingen denken niet meer in beelden. Wij willen alles ‘exact’ hebben, omdat we van jongs af aan geleerd hebben exact te denken. En dan gaan we dingen letterlijk nemen die figuurlijk waren bedoeld, of alleen maar in poëtische taal staan uitgedrukt. Of we gaan teveel nadruk leggen op een uitspraak die, bijvoorbeeld door Jezus, alleen maar zo ‘extreem’ is verwoord om zijn gehoor, bijvoorbeeld de schriftgeleerden van zijn tijd, bewust te provoceren. Ook in dat soort dingen moeten we leren bijbels te denken.
In Ezechiël 26-28 vinden we bijvoorbeeld een uitgebreide profetie over de ondergang van de zeevaarders– en handelsstad Tyrus. Eerst in vrij letterlijke bewoordingen (in 26), en dan als een klaaglied over de stad (in 27), waarin Tyrus poëtisch wordt beschreven als een schitterend en machtig schip dat nu is vergaan, verzwolgen door de zee. En tenslotte is er nog een apart klaaglied over de koning van Tyrus, beschreven als wandelend in de hof van Eden, en als een ‘beschuttende cherub’, bekleed als de hogepriester van het Oude Verbond (met 9 van de 12 edelstenen uit diens borstschild). Dat verwijst naar de bevoorrechte positie die Tyrus had bezeten tegenover Gods volk. Van alle heidense volken had alleen Tyrus mogen meehelpen met de bouw van Gods tempel in Jeruzalem. En waar er voortdurende vijandschap was geweest tussen Israël en haar buurvolken, was er juist vriendschap geweest met Tyrus. Maar Tyrus was trots en hoogmoedig geworden, en had materieel gewin verkozen boven vriendschap met Gods verbondsvolk. Dat alles wordt in dat klaaglied in poëtische taal betreurd. En we lezen daarin dan uitingen als:
Zeg tegen de vorst van Tyrus: “Dit zegt God, de HEER: Je bent hoogmoedig geworden, je hebt gezegd: ‘Ik ben een god, ik zit op een godentroon, midden in zee.’ Je achtte jezelf een god gelijk, terwijl je een mens bent, en geen god … Door je handelsgeest heb je je rijkdom nog vergroot, maar die rijkdom heeft je ook hoogmoedig gemaakt. Daarom, zegt God, de HEER, zal ik vreemde volken op je afsturen … Ze zullen je het graf in drijven, je zult een gewelddadige dood sterven, in het hart van de zee” (Ezechiël 26:2, 5-7).
Maar velen laten zich door die poëtische taal in de war brengen, en lezen hier dan de beschrijving in van een aartsengel die ooit door God uit de hemel zou zijn verwijderd. Omdat ze niet gewend zijn aan dit soort taal.
De Bijbel als handboek bij het leven
Al ziet het er dus op het eerste gezicht misschien niet zo uit, de Bijbel is wel degelijk een instructieboek, een handboek bij het leven. En dat betekent dat de verhalen die er in staan dus een bedoeling hebben. Dat zijn niet zomaar interessante illustraties van het leven in vroeger tijden: dat zijn wat in de moderne organisatieleer ‘case studies’ heten, voorbeelden van hoe het wel, of juist niet, moet wanneer je (in dit geval) een leven met God wilt leven. Die verhalen hebben een bedoeling, dat zijn lessen, levenslessen. Maar er staat meestal geen nabeschouwing achteraan, die ons nog eens luid en duidelijk vertelt wat nu precies de les was. Die moeten we er zelf maar in ontdekken. En dat lukt alleen wanneer we het verhaal bekijken door de ogen van toen. Wanneer je het leest met de ogen van nu, zul je de werkelijke les waarschijnlijk missen. En daarom moeten we eerst leren bijbels te denken, d.w.z. leren te lezen met de ogen van toen. Niets meer, maar ook niets minder.
Zo’n verhaal over iemand uit het verleden is nooit zo maar een stukje geschiedenis, of een biografie. Het is een praktijkvoorbeeld (zo’n ‘case study’), en dat heeft consequenties. Heel vaak is zo’n verhaal daarom ook niet compleet: er staat alleen wat voor ons van belang is om de les te begrijpen die het ons wil leren. Wij vinden zo’n verhaal dan onlogisch, omdat we de onderlinge samenhang niet goed begrijpen. Maar dat komt alleen omdat ons niet alles verteld wordt. En ons wordt niet alles verteld omdat we anders de les niet duidelijk genoeg zouden zien. Die zou dan teveel ondergesneeuwd raken door die extra details, die we daarvoor niet hoeven te weten. Dus:
- Er staat alleen dat wat we moeten weten om de les te kunnen begrijpen.
- Omgekeerd: alles wat er wel staat, is dus ook op de een of andere manier van belang.
We moeten daarom niet gaan klagen wanneer we merken dat er stukken uit het verhaal zijn overgeslagen (wat soms blijkt uit een parallelverslag elders). Het staat er nu eenmaal niet om onze nieuwsgierigheid te bevredigen.
Andere maatstaven
Waar het op neer komt is dat verhalen in de Bijbel, afgemeten naar onze maatstaven, soms niet betrouwbaar zouden mogen heten. Maar de Bijbel zelf hanteert andere maatstaven, en naar die maatstaven zijn ze wel betrouwbaar. De Bijbel vervalst de werkelijkheid namelijk niet, maar presenteert die alleen zo als nodig is om de lessen duidelijk te maken. En dan krijg je een verhaal waar delen aan ontbreken (en de rest dan schijnbaar onjuist of zelfs onlogisch aan elkaar lijkt te zijn gekoppeld), of waar gebeurtenissen elkaar veel sneller lijken op te volgen dan in werkelijkheid is gebeurd, of zelfs waarin dingen ons worden gepresenteerd in een andere volgorde dan waarin ze in werkelijkheid hebben plaatsgevonden. Dat heeft alles te maken met die ‘handboek’-functie, want nogmaals: het is geen geschiedenisboek! Wanneer ons alles verteld zou worden, zouden we door de bomen het bos niet meer zien (en het boek is toch al zo dik). Vaak doen moderne handboekschrijvers dat overigens ook allemaal; alleen zeggen zij dat er dan altijd duidelijk bij. Omdat ze anders op hun vingers worden getikt door hun collega’s.
Veel controverses over de betrouwbaarheid van bepaalde ‘feiten’ die de Bijbel zou leren, komen daarom in werkelijkheid voort uit een onjuiste opvatting over wat het ons nu echt wil vertellen. En dan roept de één dat de Bijbel dus niet onfeilbaar is, omdat dat vermeende ‘feit’ niet klopt met wat we intussen wetenschappelijk weten, terwijl de ander stug volhoudt dat het wel waar moet zijn, want de Bijbel liegt niet. En geen van beide vraagt zich af of het boek eigenlijk wel dat wil zeggen wat zij er beiden in lezen. Want we stellen sneller de Bijbel zelf ter discussie dan onze eigen interpretatie daarvan.