1 Korintiƫrs 15:4 - Hij is ten derde dage opgewekt naar de Schriften (vervolg)
Drie dagen en drie nachten
In het eerste deel van dit artikel keken we naar die teksten met ‘de derde dag’ tegenover die met ‘na drie dagen’. Maar er is nog die tekst in Matteüs: “Zoals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van een grote vis zat, zo zal de Mensenzoon drie dagen en drie nachten in het binnenste van de aarde verblijven” (Matteüs 12:40). In die andere teksten betekende ‘dag’ een etmaal (of een deel daarvan), maar hier is ‘dag’ de periode tussen zonsopgang en zonsondergang; de volgende 12 uur vormen de nacht. Maar van vrijdag voor zonsondergang tot zondag voor zonsopgang heb je toch maar hooguit twee dagen en twee nachten. Hoe zit dat dan? Allereerst moeten we constateren dat het ‘vervroegen’ van de kruisiging naar een donderdag geen oplossing brengt, omdat de zondag dan de vierde dag zou zijn geweest en niet de derde, zoals we de vorige keer al zagen. En als je de opstanding stelt na zonsopgang, heb je hooguit drie ‘dagen’, maar nog steeds maar twee nachten.
Het tijdstip van de opstanding
Wat weten we eigenlijk van het tijdstip van de opstanding? Marcus vertelt ons dat de vrouwen op de eerste dag van de week rond zonsopgang bij het graf kwamen en het leeg vonden. Lucas spreekt van ‘vroeg in de morgenstond’. De uitdrukking die hij gebruikt betekent ‘zeer vroeg’, dus heel kort na zonsopgang. Johannes schrijft (van Maria van Magdala) dat zij ging ‘terwijl het nog donker was’. Gecombineerd betekent dit dat de vrouwen, waaronder Maria, op weg gingen toen het nog donker was, en bij het graf aankwamen toen het net licht werd of was. Voor het overige weten we alleen dat Jezus toen reeds was opgestaan. Matteüs spreekt eveneens van een gaan ‘tegen het aanbreken van de morgen’, maar noemt dan iets dat we bij de anderen niet vinden:
Plotseling begon de aarde hevig te beven, want een engel van de Heer daalde af uit de hemel, liep naar het graf en rolde de steen weg. (Matteüs 28:2).
De bewakers vluchten, terwijl de engel aan de vrouwen vertelt dat Jezus zich niet meer in het graf bevindt omdat Hij is opgestaan. Eigenlijk weten we dan nog steeds niet wanneer die opstanding precies plaats vond, maar dit lijkt ons te willen vertellen dat het toen was, dus inderdaad rond zonsopgang.
Dag en nacht
Laten we eens kijken naar die ‘dagen en nachten’. De uitdrukking ‘dag en nacht’ komt 15 maal voor in het OT, en nog eens 15 maal in het NT. In al die gevallen betekent het: voortdurend. Soms volkomen letterlijk (Handelingen 9:24: Ze bewaakten dag en nacht de stadspoorten om hem te kunnen doden), soms wat algemener (Nehemia 1:6: Zie hoe uw dienaar dag en nacht tot u bidt ten behoeve van uw dienaren). Maar altijd legt het nadruk op de continuïteit. En die betekenisnuance vinden we ook wanneer er een getal wordt genoemd voor het aantal dagen, terwijl er niet wordt volstaan met simpelweg x dagen, maar dat wordt weergegeven als ‘x dagen en x nachten’. Zo vinden we een periode van 40 dagen aangeduid als ‘veertig dagen en veertig nachten’ voor de regen die de zondvloed brengt, voor de beide keren dat Mozes op de berg was, en voor de tocht van Elia naar de Sinaï (waarvan je je toch wel kunt afvragen of hij echt dag en nacht doorging). Jobs vrienden zaten zeven dagen en zeven nachten bij hem voor ze hun gesprek begonnen, de Egyptenaar die David inlichtte over de overval op Ziklag had drie dagen en drie nachten niet gegeten, en Jona zat drie dagen en drie nachten in de buik van de vis. In het NT bracht Jezus veertig dagen en veertig nachten zonder eten door in de woestijn. Dat spreekt allemaal van continuïteit. De uitdrukking ‘x dagen en x nachten’ is dus een Joodse zegswijze die nadruk legt, maar geen letterlijke beschrijving geeft, ongeveer zoals de populaire uitdrukking ‘nu niet en nooit niet’ bij ons. Wanneer Hij dan zegt dat Hij ‘drie dagen en drie nachten’ in het graf zou liggen, zal die nadruk dus slaan op het feit dat Hij niet, zoals bijv. het dochtertje van Jaïrus, al weer kort na zijn sterven uit de dood zou worden opgewekt, maar dat Hij daadwerkelijk dagenlang in het graf zou liggen (hoewel ook weer niet zo lang als Lazarus, omdat zijn vlees niet tot ontbinding zou overgaan). Maar vooral op de overeenkomst met Jona. Die moest hun duidelijk maken dat de heidenen van Ninevé zich wel hadden bekeerd toen Jona hun vertelde dat hun stad na veertig dagen zou worden verwoest wanneer zij dat niet deden, terwijl de Joden zich niet zouden bekeren toen de ‘grotere dan Jona’ hun vertelde dat hun stad na veertig jaar zou worden verwoest wanneer zij dat niet deden. Want dat was de eigenlijke boodschap.
Dit artikel is voor het eerst verschenen in ons blad Met open Bijbel.
Voor meer artikelen over Bijbelse onderwerpen met wisselende diepgang en een verscheidenheid aan schrijvers zie ons maandblad De roeping van boven