Start > Studies > Uitleg specifieke verzen > Exodus 6:2
Exodus 6:2 - Niet bekend met naam HEER
“Ik ben aan Abraham, Isaak en Jakob verschenen als God de Almachtige, maar met mijn naam Here ben Ik hun niet bekend geweest.”
Gods woorden aan Mozes in Exodus 6:2 geven de indruk dat de aartsvaders geen weet hebben gehad van Zijn naam ‘Jahweh’ maar uitsluitend van Zijn naam ‘El Sjaddaj’. Dat kan echter onmogelijk bedoeld zijn, want de naam El Sjaddaj komt maar 6 maal voor in het boek Genesis en de naam Jahweh zo’n 160 maal, waarvan zo’n 110 maal in de periode van de aartsvaders. En daaronder bevinden zich ook passages waarin vermeld wordt dat mensen (ook de aartsvaders) Hem aanroepen onder die naam. Wat wordt er dan wel bedoeld?
We moeten bedenken dat in de Bijbel een naam vaak de uitdrukking is van een karakter. En hoewel El Sjaddai in onze Bijbel is vertaald met God de Almachtige (NBG’51) of God de Ontzagwekkende (NBV), zijn er redenen om aan te nemen dat het in feite meer te maken heeft met materiële zegeningen in dit leven, dus: God (El) de Zegenrijke (Sjaddaj). Het is bijvoorbeeld opvallend dat deze naam in ruim 30 van de bijna 50 maal dat hij voorkomt, is te vinden in het verhaal over Job, de man die zo rijk door God was gezegend, en vervolgens alles verloor (om het later weer terug te krijgen). Die aanduiding ‘almachtig’ komt uit de Latijnse Bijbel van de Middeleeuwen (‘omnipotens’).
De naam Jahweh (veruit de meest frequent voorkomende naam van God in het Oude Testament) is als zodanig moeilijk vertaalbaar. In officiële en onofficiële (woord-voor-woord) vertalingen vindt je het op de meest uiteenlopende wijzen weergegeven. Maar het slaat in elk geval op Zijn verbond met Zijn volk: het kenmerkt Hem als de God die zijn beloften waarmaakt. De achterliggende betekenis wordt door God zelf aan Mozes geopenbaard in Exodus 34:6-7:
“Jahweh ging voor hem langs en riep uit: ‘Jahweh! Jahweh! Een God die liefdevol is en genadig, geduldig, trouw en waarachtig, die duizenden geslachten zijn liefde bewijst, die schuld, misdaad en zonde vergeeft …”
De schrijver aan de Hebreeën vertelt ons echter duidelijk (Hebreeën 11:13):
“Zij allen zijn in geloof gestorven; wat hun beloofd was zagen ze geen werkelijkheid worden, ze hebben slechts een glimp ervan begroet, en ze zeiden van zichzelf dat zij op aarde leefden als vreemdelingen en gasten.”
We weten dus dat God de vervulling van Zijn beloften aan de aartsvaders tijdens hun leven nog niet heeft waargemaakt; dat wacht nog op hun opstanding. Wat God bedoelt, wanneer Hij tot Mozes de woorden van het citaat boven dit artikel spreekt, is dus kennelijk: Ik heb mij aan Abraham, Isaak en Jakob wel geopenbaard als een God die hen rijkelijk heeft gezegend met aardse goederen (El Sjaddaj), maar Ik heb tijdens hun leven nog geen begin gemaakt met de vervulling van de beloften die Ik aan hen heb gedaan (Jahweh); maar dat ga Ik nu wel doen, wanneer Ik jullie bevrijd uit Egypte.
Het gebruik van Gods ‘Naam’
Het bijbels Hebreeuws kende geen klinkers, en ‘Jahweh’ werd dus geschreven als JHWH. Dat staat bekend als het ‘tetragrammaton’ (vierletterwoord). Zo wordt het in Joodse kringen ook algemeen aangeduid, want de Israëlieten vermijden van oudsher zorgvuldig die naam uit te spreken (o.a. op grond van Exodus 20:7). Bij het voorlezen van de Schrift vervingen zij de naam ook stelselmatig door het woord adonaj (heer). In het Grieks van de Septuaginta (de Griekse vertaling van het Oude Testament) en de aanhalingen in het Nieuwe Testament, vinden we ‘Jahweh’ daarom ook altijd weergegeven als kurios, dat eveneens heer betekent. Zo vinden we de uitdrukking ‘Yahweh Tsabaoth’ (Here der heerscharen) uit Jesaja 1:9 door Paulus in Romeinen 9:29 geciteerd als ‘Kurios Sabaoth’ (Here Sebaot). Vanaf het begin heeft men het ook in vertalingen daarom altijd weergegeven als ‘heer’, maar vanaf de Reformatie is de gewoonte ontstaan dat dan te doen met kleine hoofdletters (Heer of Here), om de lezer er op attent te maken dat het hier eigenlijk Gods naam betreft. De Hebreeuwse combinatie ‘adonai Jahweh’ (de Here Jahweh) vindt men dan dus weergegeven als ‘de Here here ’. Ook in de NBV is het, na veel discussie, uiteindelijk toch weer Here geworden. De versie ‘Jehovah’ is overigens ontstaan uit een misverstand. Om de uitspraak weer te geven werden in later tijd de klinkers aangeduid door zogenaamde vocaliseringstekens. Maar de medeklinkers van JHWH werden gecombineerd met de vocalisatie van het door de Joden feitelijk uitgesproken adonaj. En dat resulteerde in JaHoWaH, wat door niet-Joden abusievelijk werd gelezen als Jahovah.
Dit artikel (en de serie) is voor het eerst verschenen in ons blad Met open Bijbel.