Start > Taal > Bijbelse woorden > Skandalon - Valstrik
Bijbelse woorden: Skandalon - Valstrik
Definitie:
De Griekse woorden zijn skandalon (valstrik of struikelblok) en skandalizo (in de val lopen, struikelen). In de Septuaginta (de Griekse vertaling van het OT) worden ze gebruikt voor de vertaling van moqesh en mikshol, die zelf echter vaker voorkomen. De basisbetekenis van skandalon is het stokje dat je met een touwtje wegtrekt om een klapnet of een val te laten dichtklappen, waar je vogels of dieren mee vangt.
Achtergrond:
We lezen regelmatig in het NT dat wij onze broeders en zusters geen aanstoot mogen geven. Maar de vertaling ‘aanstoot’ maskeert het feit dat dit veel verder gaat dan wat irritatie. Het woord is skandalizo, dat is afgeleid van skandalon. Een skandalon was eigenlijk het stokje dat een klapnet overeind hield waarmee je vogels ving. Wanneer de vogelvanger dat wegtrok, was de vogel gevangen en ten dode opgeschreven. We vinden skandalon daarom vaak vertaald met val of valstrik, of soms ook als struikelblok. In de Septuaginta, de Griekse vertaling van het OT, is het de vertaling van een tweetal soortgelijke woorden: moqesh en mikshol. Bijvoorbeeld: “Spreek geen vloek uit over een dove en plaats geen obstakel (NBG’51: struikelblok) voor de voeten van een blinde. Toon ontzag voor je God. Ik ben de HEER” (Lev 19:14). Met andere woorden: je moet rekening houden met de beperkingen van je medemens, en daar zeker geen misbruik van maken. Anders schiet je tekort in ontzag voor hun en jouw Heer, die je daarvoor verantwoordelijk zal houden. Of: “Gideon dan maakte (van het buitgemaakte goud) een efod en plaatste die in zijn stad Ofra. Daar bedreef geheel Israël er overspelig afgoderij mee; hij werd voor Gideon en zijn huis tot een valstrik” (Richt 8:27, NBG’51). Mogelijk wilde Gideon van de buit iets maken waarmee hij God dacht te eren, maar het leidde hem op de verkeerde weg. De NBV vertaalt hier zelfs: ‘dit leidde tot zijn ondergang’.
In overeenstemming daarmee, gebruikt het NT het woord vaak voor zaken die een gelovige ‘ten val brengen’ of ‘tot zonde verleiden’: “Wie één van de geringen die in mij geloven van de goede weg afbrengt, zou beter af zijn als hij met een molensteen om zijn nek in zee gegooid werd” (Marc 9:42). De zwakken in geloof zijn als de ‘blinden’, d.w.z. mensen die het geestelijk nog niet zo scherp zien, en die mag je geen hindernis in de weg leggen, om te voorkomen dat ze ten val komen. Juist daarom vermaant Paulus de ‘sterken in geloof’ dat zij bereid moeten zijn zonodig af te zien van hun ‘recht’ om vlees te eten dat afkomstig zou kunnen zijn van een afgodenoffer, wanneer dat tot gevolg zou hebben dat die zwakken in het geloof daardoor ten val zouden komen. “Op die manier zondigt u tegen hen, en door hun zwakke geweten te ondermijnen zondigt u tegen Christus. Als ik dus door vlees te eten mijn broeder of zuster ten val breng, wil ik het nooit ofte nimmer meer eten; dan breng ik hen niet ten val” (1 Kor 8:12-13). Ook hier is het motief dus ontzag voor hun Heer, nu Christus. Zo schrijft hij ook over onderlinge verdraagzaamheid: “Laten we elkaar daarom niet langer veroordelen, maar neem u voor, uw broeder en zuster geen aanstoot te geven en hun niet te ergeren” (Rom 14:13). Al kan skandalizo inderdaad ‘ergernis geven’ betekenen, we mogen aannemen dat het ook hier veel verder gaat dan wat irritatie; hij moet ook hier wel bedoelen dat zij niet het risico mogen nemen dat hun broeder of zuster afvalt van het geloof. Want dat zou buitengewoon ernstig zijn. Als ons ‘gelijk willen hebben’ zulke risico’s meebrengt, wordt het tot een klapnet waar onze medegelovigen in gevangen raken; en dan zijn ze, net als die vogel, ten dode opgeschreven en wordt dat hun ondergang.
Skandalon in de concordantie:
In de Septuaginta (de Griekse vertaling van het OT) komt skandalon 13x voor, waarvan 8x als vertaling van moqesh en 3x van mikshol. Elders is het een eenmalige vertaling van andere Hebreeuwse woorden. In het NT komt skandalon 15x voor, meestal vertaald als verleiding of aanstoot, soms ook als ergernis. Skandalizo komt 30x voor, gewoonlijk vertaald met iets als (tot zonde) verleiden of ten val komen, maar ook als aanstoot nemen/geven; in oudere vertalingen soms ook als ‘ergernis’ geven of nemen. Beide vinden we vooral bij Matteüs en Marcus, en verder vooral in Romeinen en Korintiërs.
Steen des aanstoots
Petrus schrijft in zijn 1e brief: “In de Schrift staat immers: ‘In Sion leg ik een hoeksteen die ik heb uitgekozen om zijn kostbaarheid; wie daarop vertrouwt, komt niet bedrogen uit.’ Kostbaar is hij voor u, die erop vertrouwen” (1 Pet 2:6-7). Maar voor wie er niet op vertrouwen, geldt : “De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden, die is geworden tot een hoeksteen en een steen des aanstoots en een rots der ergernis (skandalon)” (vs 7-8, NBG’51). Hij combineert hier maar liefst drie citaten. De basis is de steen die door de bouwmeesters was afgekeurd, maar door God tot hoeksteen gemaakt van zijn geestelijke tempel (Ps 118:22). Jezus waarschuwde met dit citaat de leiders van het volk voor wat zij van plan waren (Mat 21:42-46). En Petrus citeerde het al in zijn verdediging voor de Joodse Raad (Hand 4:11). In zijn brief gaat hij verder in op dit beeld: ‘Wie zijn geloof daarop bouwt, zal niet bedrogen uitkomen’. Daarbij citeert hij Jesaja, die de leiders van zijn dagen voorhield dat hun politieke verdragen (hun ‘verbond met de dood’) geen bescherming zouden geven; alleen vertrouwen op God kon dat. Waarna ook Jesaja dat beeld van een hoeksteen gebruikte (Jes 28:15-18). Maar voor wie niet zijn geloof daarop bouwt, zou diezelfde steen een struikelblok zijn en een skandalon, die hem ten val brengt. Daarbij citeert hij opnieuw Jesaja: “(De HERE) zal een heiligdom zijn, maar ook de steen waaraan men zich stoot (mikshol), de rots waarover de twee koningshuizen van Israël struikelen, de valstrik (moqesh) en het (klap)net waarin de inwoners van Jeruzalem verstrikt raken” (Jes 8:14).