Start > Bijbel > Inhoud van de Bijbel > Het evangelie van Johannes
Het evangelie van Johannes
Auteur — Johannes, de geliefde discipel, neef van Jezus
Tijd — 4 v. Chr. - 30 na Chr.
Samenvatting — Dit evangelie is veel later geschreven dan de andere. Het veronderstelt de feitelijke gebeurtenissen inmiddels bekend, en gaat in op de diepere betekenis daarvan “opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in zijn naam” (20:31, NBG’51). Hij geeft Jezus’ wonderen als ‘tekenen’ dat Hij de beloofde Messias is. In zijn toespraken gaat Jezus hier veel dieper. Veel van Jezus’ toenmalig gehoor heeft die niet begrepen, omdat ze zijn woorden te letterlijk namen. Johannes begint met Jezus te beschrijven als de vervulling van al Gods beloften, en hij beschrijft dat als de schepping zelf. Dat is kenmerkend voor Johannes. Hij ziet voorbij aan de fysieke werkelijkheid, en zoekt naar de betekenis daarachter. Niet de fysieke schepping van hemel en aarde is kenmerkend voor Gods activiteit, maar zijn plan daarmee: dat plan was als het ware God. ‘Het begin’ wordt niet gekenmerkt door het tot stand komen van hemel en aarde, maar door Gods openbaring van dat plan: “In den beginne was het Woord [nl. van Gods openbaring] en het Woord was bij God en het Woord was God” (1:1, NBG’51). Alles wat Hij daarbij had aangekondigd, is nu werkelijkheid geworden in zijn Zoon, de Verlosser: dat woord “is vlees geworden” [dwz. de Verlosser die eerst slechts als belofte bestond, is nu verschenen als reëel mens] “en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid” (1: 14, NBG’51).
Opbouw van het evangelie
Johannes heeft zijn Evangelie opgebouwd rondom een serie ‘tekenen’, zeven vóór Jezus’ kruisiging en één na zijn opstanding. Hij maakt veel gebruik van redevoeringen door Jezus, die vaak voortkomen uit een af andere gebeurtenis. Regelmatig doet Jezus in dit Evangelie provocerende uitspraken die in strijd lijken met de logica. De daarop volgende discussie moet de verder denkende toehoorder of lezer dan tot dieper inzicht brengen. Kenmerkend is in dit verband Jezus’ aanhef: “Voorwaar, voorwaar, ik zeg u …” (NBG’51), die 21 maal voorkomt. Dit tweevoudig gebruik geeft deze uitspraken extra nadruk. Maar wie te oppervlakkig denkt, beschouwt ze inderdaad als wat ze op het eerste gehoor lijken: onzin. Hiermee stelt Hij die toehoorder voor de keuze, en met die keuze bepaalt die toehoorder zelf zijn lot.
En in meer detail:
De meeste bijbellezers zijn er zich wel van bewust dat het evangelie van Johannes qua karakter in belangrijke mate afwijkt van de andere drie. Maar het is één ding te weten wat het niet is, maar nog iets anders om te weten wat het dan wel is. Johannes geeft zelf aan wat het doel is van zijn evangelie:
“Deze (dingen) zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de Messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam” (Johannes 20:31).
Dat herinnert ons eraan dat hij zijn brieven heeft geschreven met hetzelfde doel. Want keer op keer benadrukt hij, vooral in zijn eerste brief, dat Jezus de Christus (Messias) is. Aan het eind van de 1e eeuw begonnen daar alternatieve ideeën over te circuleren, en zowel Johannes’ brieven als zijn evangelie zijn duidelijk geschreven om die ideeën te weerleggen. Dat betekent echter ook dat dit evangelie pas laat is geschreven, veel later dan de andere drie. Dat verklaart weer de indruk die je krijgt bij het lezen ervan, dat Johannes het evangelieverhaal als zodanig bekend veronderstelt bij zijn lezers. Hij vertelt het verhaal niet nog een keer opnieuw, maar stoot door naar diepere betekenissen, laat achtergronden zien en legt de essentiële betekenis bloot van wat er toen eigenlijk is gebeurd. Het gaat niet om het levensverhaal van Jezus van Nazaret, maar om zijn identificatie als de door God beloofde Messias.
De structuur van het evangelie
Voortkomend uit deze doelstelling heeft Johannes’ evangelie ook een volledig andere opbouw dan die andere drie. Waar de synoptische evangeliën zijn opgebouwd rond de genezingen (al is dat met een verschillende nadruk voor elk ervan), is Johannes’ evangelie opgebouwd rond een serie tekenen. Dat kunnen genezingen zijn, maar ook andere wonderen. Dat grijpt terug op de OT-gedachte dat een door God gezonden profeet zich moet kunnen legitimeren met een ‘teken’. Jezus doet dat, en toont daarmee dat Hij inderdaad door God gezonden is. Alleen vraagt het om geloof om die tekenen te kunnen zien. De leiders van het volk, maar ook grote groepen uit het volk zelf, mankeert het aan dat geloof, met als gevolg dat zij voortdurend om een teken vragen en tegelijkertijd de tekenen niet zien die Hij doet. Daar tegenover zijn er mensen als Nikodemus:
“Rabbi, wij weten, dat Gij van God gekomen zijt als leraar; want niemand kan die tekenen doen, welke Gij doet, tenzij God met Hem is” (Johannes 3:2, NBG’51).
We vinden zeven van zulke tekenen beschreven tijdens zijn prediking; gevolgd door nog een na zijn opstanding, als om aan te geven dat het met zijn hemelvaart niet ophoudt. Dat zien of niet zien van de tekenen is daarom een voortdurend terugkerend thema. Wanneer Jezus een blindgeborene geneest op sabbat, redeneren de wettisch denkende Farizeeën dat Hij niet door God gezonden kan zijn, ‘want hij houdt zich niet aan de sabbat’, terwijl anderen (waaronder de blindgeborene zelf) juist redeneren: ‘Hoe zou een zondig mens zulke wondertekenen kunnen doen?’ (Johannes 9:16). En Johannes maakt vervolgens duidelijk dat het in feite die ongelovigen zijn die blind zijn, terwijl de blindgeborene in werkelijkheid de zaak juist scherp ziet.
Een structuur in ‘lagen’
Een probleem bij het verder doorgronden van de structuur van Johannes’ evangelie is echter dat het opgebouwd is uit verschillende ‘lagen’ die niet volledig parallel lopen. De eerste daarvan wordt gevormd door de 6 stadia van Jezus’ werk, gevolgd door een soort samenvatting:
- Roeping van zijn discipelen en de aanvang van zijn prediking.
- Omschrijving van wie Hem zoeken en in Hem geloven om de tekenen en om zijn woorden.
- Omschrijving van wie er in feite geen behoefte aan heeft om door Hem te worden genezen.
- De nieuwe oogst: Jezus begint scheiding te maken tussen wie Hem willen volgen en wie niet.
- Die scheiding is gemaakt en Jezus versterkt het geloof van de eerste groep.
- Johannes beschrijft hoe die gelovigen zullen leven door Jezus’ dood.
- Samenvatting.
In de tweede ‘laag’ zien we hoe Johannes Jezus’ werk beschrijft alsof het een jaar is uit de Joodse kalender, een jaar van zaaien, oogsten en dankbaarheid voor die oogst. Dat jaar loopt van een Paasfeest tot een Paasfeest, met achtereenvolgens eerst de drie oogstfeesten: Paasfeest, een niet met name genoemd feest (dat wel Pinksteren moet zijn) en het Loofhuttenfeest, dan Chanukka (de gedenkdag voor de herinwijding van de tempel in 164 v. Chr.) en tenslotte opnieuw een Paasfeest. Deze laag loopt niet helemaal parallel met die van de 6 stadia van Jezus’ werk, omdat stadia 2 en 4 niet zijn gerelateerd aan een feest, en stadium 5 zowel de Loofhutten-periode als de Chanukka-periode omvat.
- De derde laag bestaat uit 7 ‘Aspecten’, respectievelijk:
- Een nieuw begin – in stadium 1.
- Het leven gevende woord – in stadium 2.
- Het brood des levens - in stadium 4.
- Licht en leven: manifestatie en verwerping - in stadium 5.
- Oordeel door dat licht - in stadium 5.
- Overwinning van het leven over de dood - in stadium 6.
- Leven door dood: de betekenis van het kruis - in stadium 6.
Dit sluit ook nauw aan bij het licht-duisternis thema, hieronder.
De laatste laag bestaat tenslotte uit de eerder genoemde 7 tekenen in combinatie met 7 ‘leerredenen’. In de meeste gevallen begint dat met een of andere gebeurtenis, die dan aanleiding geeft tot een (twist)gesprek tussen Jezus en de Farizeeën of de religieuze leiders, wat tenslotte uitloopt op zo’n ‘leerrede’, die steevast wordt ingeleid met “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u …” (althans in de bewoordingen van de NBG’51). De gebeurtenis die Johannes als aanleiding gebruikt, kan dan één van de 7 tekenen zijn, maar in sommige gevallen volgt het teken juist op de leerrede, in plaats van daaraan vooraf te gaan.
Thema’s
Als we voorbijzien aan dat niet volledig parallel lopen van deze lagen, is het duidelijk dat Johannes hier op verschillende wijzen beschrijft hoe Jezus een laatste oproep aan zijn volk doet tot bekering en terugkeer tot hun God, gevolgd door zijn zorg voor wie aan die oproep gevolg hebben gegeven. En tenslotte een beschrijving van hoe hun verlossing tot stand wordt gebracht door de offerdood van hun Heer. Dit alles moet zijn lezers ervan overtuigen dat Jezus inderdaad de beloofde Messias is, wat - zoals gezegd - zijn voornaamste thema is.
Daarnaast zien we hoe hij Jezus’ optreden presenteert als een nieuwe schepping. Zijn proloog is bekend, en het is buitengewoon jammer dat vrijwel elke theoloog en bijbeluitlegger er zo op gefocust is hier een beschrijving te zien van Jezus als lid van een drie-eenheid, dat ze stuk voor stuk de werkelijke boodschap missen: die beschrijving van die nieuwe schepping. De tabel hieronder toont de overeenkomsten tussen het begin van Genesis, het begin van Johannes’ evangelie en het begin van zijn eerste brief (alles in de NBG’51 versie). We zien duidelijk hoe Genesis de fysieke schepping beschrijft, die God tot stand brengt door het fysiek spreken van zijn scheppend woord, hoe Johannes in de aanhef van zijn evangelie – met gebruikmaking van dezelfde terminologie – een ‘nieuwe, geestelijke, schepping’ beschrijft, als vervulling van Gods beloften uit het OT, waarbij dat ‘woord’ staat voor die beloften (die nu werkelijkheid zijn geworden in Jezus Christus), en in zijn brief de voortzetting daarvan, waarbij het ‘woord’ overgaat in de verkondiging van die beloften, en van de vervulling daarvan, in de wereld; en dan vooral de wereld buiten Israël. Evenzo zien we dat thema van licht en duisternis zich ontwikkelen. In Genesis gaat het om het fysieke licht zonder welk geen leven mogelijk is. In zijn evangelie staat licht voor de waarheid van Gods aanbod van leven door zijn Zoon, en de duisternis voor de menselijke krachten die Hem uit de weg willen ruimen omdat Hij een gevaar vormt voor hun machtspositie. En in zijn brief staat licht voor Gods karakter en voor de zuiverheid waarmee eerst zijn Zoon en vervolgens de ware gelovigen dat licht van God op hun beurt trachten te weerspiegelen, terwijl duisternis staat voor alle tegen God ingaand menselijk streven.
Genesis 1:1-4 |
Johannes evangelie 1:1-5 |
1e brief van Joh. 1:1-5 |
In den beginne schiep God de hemel en de aarde. |
In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. |
Hetgeen was van den beginne, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze eigen ogen … hetgeen wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij ook u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben … |
De aarde nu was woest en ledig, en duisternis lag op de vloed, en de Geest Gods zweefde over de wateren. |
Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is. |
En God zei [= sprak het woord]: Er zij licht; en er was licht. |
In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; |
En dit is de verkondiging, die wij van Hem gehoord hebben en u verkondigen: God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis. |
En God zag, dat het licht goed was, en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. |
en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen. |
De geloofstest
Het evangelie van Johannes is geen gemakkelijk evangelie. Het diept de boodschap heel ver uit en je mist daarom gemakkelijk relevante lessen. Nikodemus vatte het wedergeboren te letterlijk op, de Samaritaanse vrouw vatte het water dat haar dorst voor altijd zou lessen te letterlijk op, de menigte in Galilea vatte het eten van zijn vlees en het drinken van zijn bloed te letterlijk op, en zo zijn er talloze voorbeelden. Ook in onze tijd zijn er velen die de symboliek en de verwijzingen naar het OT niet doorzien en verkeerd willen toepassen. Maar wie de boodschap ziet, heeft daarmee iets van God gezien en begrepen (Johannes 1:18).