Start > Bijbel > Plaatsen in de Bijbel > Jericho
Jericho
De snelweg vanuit Jeruzalem komt na 30 km in het Jordaandal uit op een groot kruispunt. De weg rechtdoor gaat naar de Dode Zee (zie het vorige nummer), de oostelijke voert naar Amman, de hoofdstad van Jordanië, en de noordelijke leidt naar de op 8 km afstand gelegen grote en meest waterrijke oase van het hele Midden-Oosten, met daarin ‘de palmstad’ Jericho. Deze 250 meter beneden de zeespiegel liggende oase wordt van water voorzien door de nooit opdrogende Elisa bron (zie 2 Koningen 2:19), die wordt gevoed door regenwater uit het hoogland van de Judese woestijn. In de woestijnheuvels ten westen van Jericho, op de rand van de Jordaan vlakte, ligt een steil uit de vallei oprijzend bergmassief van 348 m hoog. Ook wel de berg van de verzoeking genoemd. Nu staat er een Grieks-Orthodoxe kerk op.
Jericho is, voor zover nu bekend, de oudste stad van de aarde, en de eerste stad die de Israëlieten op wonderbare wijze veroverden, toen zij onder aanvoering van Jozua de Jordaan waren overgestoken om het beloofde land binnen te trekken. De stad wordt op vele plaatsen in de Bijbel genoemd. Eigenlijk zijn er in de loop van de eeuwen drie steden van die naam geweest, elk ongeveer 2 km van elkaar verwijderd. Oorspronkelijk was er de stad uit de tijd van de intocht, waarvan ondanks opgravingen en speurwerk - in en bij Tel Jericho - tot nu toe niets is gevonden. Vervolgens de Grieks-Romeise stad bij de Toeloel Aboe el-Alajik. Herodes de Grote en later ook zijn zoon Archelaüs hadden hier hun winterresi-dentie. Er stonden schitterende paleizen, een amfitheater, villa’s, badhuizen en zelfs een hippodroom. En ten slotte ten zuidwesten daarvan, bij de Wadi el-Kelt, de stad van de kruisvaarders, het huidige Jericho (in het Arabisch: Eriha). Ten zuiden daarvan ligt de uitgestrekte wijk Akabat Jahr, waarin vóór 1967 al 35.000 Palestijnse vluchtelingen in lemen hutten en tenten woonden.
Op weg naar Jeruzalem kwam de Here Jezus door Jericho. Hij genas daar Barthiméüs van zijn blindheid en riep Zachéüs (zijn naam betekent zuiver), de hoofdtollenaar van de stad, bij zich. Die was in een vijgeboom geklommen om Jezus te zien, en werd door Hem gered door vergeving van zijn zonden.