Bijbelse woorden: Torah - Wet
Definitie:
Het Hebreeuwse woord Torah is afgeleid van een woordstam yarah die zoiets
betekent als ‘richting geven’. In praktische zin betekent dat gooien of
werpen maar vooral ook het afschieten van pijlen. Figuurlijk betekent
het wijzen, aanwijzing geven, en dan onderwijzen, onderricht geven.
Torah zelf wordt in de meeste gevallen gebruikt als aanduiding van de
Mozaïsche wet. Maar in ca. 10% van de gevallen vinden we het gebruikt
voor iets als leer of onderricht, waaronder ook wetsonderricht.
Achtergrond:
Torah komt in het OT ca. 220 maal voor, voor ca. 90% vertaald met iets als wet. En die wet is dan de Mozaïsche wet. Toch kan dat misleidend zijn. Torah is afgeleid van een woordstam yarah, met als grondbetekenis ‘richting geven’. In fysieke zin betekent het gooien of werpen, en wordt het veelvuldig gebruikt voor het afschieten van pijlen (toch vooral een zaak van zorgvuldig richten). Maar in figuurlijke zin: iemand de juiste richting wijzen, aanwijzingen geven, onderwijzen – ook in onze taal niet toevallig verwant aan dat begrip wijzen, richting geven. Dat vertelt ons dat we de wet niet in de eerste plaats moeten zien als een stelsel van dwingende voorschriften, maar veel meer als een stelsel van leefregels die richting geven aan de levensweg van de gelovige:
Welk groot volk is er, dat inzettingen en verordeningen heeft zo rechtvaardig, als heel deze torah, die ik u heden voorleg? (Deut 4:8, NBG’51)
De NBG’51 vertaalt dit met ‘wet’, maar de NBV met ‘onderricht’. Ook de NBG’51 vertaalt torah echter enkele malen met wetsonderricht. Zulk onderricht was vooral de taak van de stam Levi, de priesters en de Levieten, hoewel evenzeer van de individuele ouders (zie het kader). Zodra dat onderricht, dat van generatie op generatie doorgeven van Gods leidraad voor het leven, werd verwaarloosd, ging het mis:
Mijn verbond met (Levi) was: leven en vrede ... Betrouwbaar onderricht in de wet was in zijn mond en ongerechtigheid werd op zijn lippen niet gevonden … velen bracht hij van ongerechtigheid terug. Want de lippen van de priester bewaren kennis en uit zijn mond zoekt men onderricht in de wet , want een bode van de Here der heerscharen is hij. Gij evenwel zijt van de weg afgeweken; gij hebt door het (nu verkeerde en corrupte) onderricht in de wet velen doen struikelen; ... Zo maak Ik u ook tot verachten en vernederden voor het gehele volk, omdat gij mijn wegen niet onderhoudt en bij het onderricht in de wet de persoon aanziet (Mal 2:5-9, NBG’51).
Daarom lezen we over de ‘Knecht des Heren’, dat de verste landen naar zijn wetsonderricht (torah) zullen uitzien (Jes 42:4). En juist daarom neemt Ezra na zijn aankomst in Jeruzalem meteen dit wetsonderricht weer ter hand:
Ezra opende het boek ten aanschouwen van het gehele volk … En Jesua, Bani, Serebja, Jamin, Akkub, Sabbetai, Hodia, Maäseja, Kelita, Azarja, Jozabad, Chanan, Pelaja en de Levieten gaven het volk onderricht in de torah … Zij lazen namelijk uit het boek, uit de torah Gods, duidelijk voor en gaven uitlegging, zodat men het voorgelezene begreep (Neh 8:6, 8-9, NBG’51).
Maar het ware herstel komt pas in het vrederijk van de komende Messias, wanneer allen onderwijs zullen ontvangen in het enige stelsel van ‘wegwijzers’ dat hen kan opvoeden tot ware kinderen van God:
Uw ogen zullen uw leraars zien; en wanneer gij rechts of wanneer gij links zoudt willen gaan, zullen uw oren achter u het woord horen: Dit is de weg, wandelt daarop (Jes 30:20-21, NBG’51).
Dat zal dan niet meer de Mozaïsche wet zijn, op tafels van steen, maar de wet van Christus, bedoeld voor hun harten.
Torah in de concordantie:
Torah komt in het OT ruim 200x voor. We vinden het zeer regelmatig verspreid over de verschillende categorieën boeken, hoewel het gebruik in Psalmen voor 80% Ps 119 betreft. In veruit de meeste gevallen is het vertaald met wet. Dat kan de wet zijn als verzameling van voorschriften, maar ook heel concreet het ‘wetboek’. In ca. 10% van de gevallen is het vertaald als leer of onderricht. Dat kan dan slaan op de leerfunctie van de wet zelf, maar ook op onderricht aangaande de wet, gegeven door de priesters of de Levieten. De uitdrukking ‘de wet en de profeten’ in het NT is een aanduiding van ons OT.
Torah in de Spreuken:
In de eerste zeven hoofdstukken van het boek Spreuken komt torah maar liefst zes maal voor, in de NBG’51 steeds vertaald met onderwijzing, en in de NBV met lessen, of omschreven met leren. Het gebruik in 1:7-8 zet de toon:
Het begin van alle kennis is ontzag voor de HEER; een dwaas veracht de wijsheid en weigert elk onderricht (muwcar). Mijn zoon, luister naar de lessen (muwcar) van je vader, verwaarloos niet wat je moeder je leert (torah)”.
We zien hier naast elkaar gesteld muwcar (NBG’51: tucht) en torah, waarvan het eerste meer gaat in de richting van bestraffing voor wat niet goed is, hier toegeschreven aan de vader, en het tweede voor wijze woorden m.b.t. hoe het wel moet, hier toegeschreven aan de moeder. Maar de nadruk ligt toch vooral op de opvoeding door beide ouders. En dat komt terug in 3:1, 4:1, 6:20&23 en 7:1. Het gaat hier om de opvoeding en alle lessen die de ouders hun kind meegeven voor het leven. Maar met de Mozaïsche wet was het niet anders. En dat is niet eens alleen maar een parallel: de Mozaïsche wet was zelf een belangrijk deel van die opvoeding, want “het begin van alle kennis [elders: het begin van alle wijsheid] is ontzag voor de HEER”. En de rest van het boek Spreuken haakt alleen maar in op dat principe. Waarna het boek afsluit met een loflied op de ‘degelijke huisvrouw’ (NBV: sterke vrouw), waarvan we lezen:
Ze spreekt wijze woorden, wat ze zegt, zijn liefdevolle lessen (torah) (31:26)