Vertalingen van de Bijbel
De Bijbel is geschreven in drie talen. Het Oude Testament is in het Hebreeuws, met enkele stukjes in het Aramees. Het Nieuwe Testament is geschreven in het Grieks. (Zie Oorspronkelijke taal van de Bijbel voor meer details.)
De oudste bekende vertaling is die van het Oude Testament in het Grieks. Deze staat bekend als de Septuaginta (vaak afgekort als LXX). De Septuaginta is gemaakt omstreeks de 2e eeuw voor Christus. Hij is gemaakt voor de vele Joden die op dat moment niet meer in Israël woonden en het Hebreeuws niet meer machtig waren.
Waar in het Nieuwe Testament het Oude aangehaald wordt, wordt vaak geciteerd uit de Septuaginta. Dit verklaart waarom een citaat in het Nieuwe Testament uit het Oude soms net iets anders is dan op de oorspronkelijke plaats. De combinatie van een Septuaginta Oude Testament en een Nieuwe Testament, dat direct in het Grieks geschreven was, vormde de complete Bijbel van de vroege Christelijke gemeenten.
Tegen het eind van het Romeinse rijk was het Grieks niet langer de voertaal van het Romeinse rijk. Er ontstond daarom vraag naar Bijbels in het Latijn, en er zijn wat vertalingen gemaakt. De kerk was hier aanvankelijk tegen omdat zij van mening was dat men bij de oorspronkelijke taal moest blijven. Uiteindelijk werd uit de bestaande vertalingen de Vulgaat (= volksbijbel) samengesteld. Dit werd vervolgens de standaard, en uiteindelijk door Rome zelfs aangewezen als de officiële Bijbel van de kerk. Dit is (in de Rooms Katholieke kerk) tot in onze tijd zo gebleven.
In de Middeleeuwen zijn een aantal vertalingen in het Nederlands gemaakt. De bekendste hiervan is de zgn. Vlaamse Historiebijbel. Deze vertalingen werden vanuit het Latijn gemaakt. Toen de eerste gedrukte Nederlandse Bijbel werd uitgegeven (de Delftste Bijbel, van 1477) was dat een gedeelte van de Historiebijbel (het Oude Testament zonder de Psalmen).
In de Reformatie besloot Luther om een vertaling uit te geven die rechtstreeks uit de oorspronkelijke talen, Hebreeuws en Grieks, was gemaakt, ca. 1520-1534. Zijn reden hiervoor was het grote aantal fouten dat in de loop der tijden in de Latijnse vertaling was ingeslopen. De Duitse 'Luther Bijbel' werd door Liesveldt in het Nederlands uitgegeven, waardoor er in de eerste helft van de 16e eeuw voor het eerst een complete Bijbel in het Nederlands bestond die een rechtstreekse vertaling was uit de oorspronkelijke talen. Sindsdien zijn alle protestantse vertalingen uit de oorspronkelijke talen vertaald. Voor katholieke vertalingen is de situatie anders. Pas met de Petrus Canisius vertaling (1929) werd vertaald vanuit het Grieks en Hebreeuws. Alle eerdere vertalingen waren uit het Latijn vertaald omdat dit de officiële Bijbel van de kerk was.