Psalm 25 - Tot u, HERE, hef ik mijn ziel op
Velen van ons hebben bepaalde psalmen van buiten geleerd: b.v. Psalm 23. Het is niet al te moeilijk om dit te doen, vooral tegenwoordig, nu ieder zijn eigen gedrukte Bijbel heeft. Maar vroeger, b.v. in de tijd van Jezus, viel dat niet mee: bijna niemand had een eigen Bijbel, en bovendien had je zelden de kans om in een boekrol te kijken. Toch wisten velen hele stukken van de Schriften te onthouden, en wij weten dat Jezus dat zeker kon.
Hoe leerde men een psalm van buiten? Vele psalmen hebben eigenschappen, waardoor het makkelijker werd ze in het hoofd te krijgen: b.v. door herhaling van een woord of idee; door het gebruik van ‘parallellisme’, zoals in Psalm 19:2 – “De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen”, waar de eerste zinsnede gevolgd wordt door een tweede, die hetzelfde zegt op een ietwat andere manier.
In negen van de psalmen komt iets anders voor, dat hielp de tekst te onthouden: in de Psalmen 9/10, 25, 34, 37, 111, 112, 119 en 145 begint elk vers, of elke groep verzen, telkens met een volgende letter van het Hebreeuwse alfabet. Men noemt dat een acrostichon (lett.: op volgorde). En dat helpt, want bij het leren van b.v. Psalm 25, weet je tenminste dat als het eerste woord van vers 1 met een (Hebreeuwse) letter A [alef] begint, dan begint vers 2 met een B [beth], enz. Zo heeft Psalm 25 in totaal 22 verzen, één voor iedere letter van het alfabet. In Psalm 119 komen wij een andere variatie tegen: 8 verzen achter elkaar beginnen steeds met dezelfde letter. (In de NBV worden de acrostichonpsalmen aangeduid met voetnoten.)
Psalm 25 is een gebed van David. Misschien is de acrostichonstructuur een bewijs dat juist deze psalm speciaal bedoeld was om te leren. Wat ook de achtergrond mag zijn, Psalm 25 is passend voor ieder mens. Wanneer wij met ellende en moeite zitten (v. 16 t/m 18), of met vijanden te kampen hebben (v. 2, 19), mogen wij, zoals David, op God vertrouwen. En mits wij Zijn verbond en Zijn getuigenissen bewaren, gedenkt Hij onze zonden niet. Wél gedenkt Hij Zijn barmhartigheid, goedertierenheid en trouw (v. 6 t/m 10). Toch is David niet alleen voor zichzelf bezorgd: de psalm eindigt met een verzoek omwille van het hele volk: “O God, verlos Israël uit al zijn benauwdheden”.