Psalm 23 - De Heer is mijn Herder
Psalm 23 is ongetwijfeld de meest bekende, gewaardeerde en geliefde van alle 150 psalmen. De eeuwen door hebben gelovigen deze psalm, op allerlei wijzen en in vele talen, dichterlijk verwoord en op prachtige melodieën getoonzet , die één- of meerstemmig, veelvuldig zijn en worden gezongen.
In zijn jonge jaren was David, de schrijver van de psalm, zelf schaapherder. Hij hoedde zijn lammeren – en God behoedde hem. En de ervaring van David was die van alle goddelijke mensen: wanneer God onze Herder is, ontbreekt ons niets. Voordat David koning werd, werd hij door koning Saul vervolgd; hij vertoefde vaak in dorre streken, een vluchteling die dag aan dag, in vrees voor de dood, een nieuwe schuilplaats zocht. Maar God verliet hem niet: “Hij voert mij aan rustige wateren … Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik vrees geen kwaad, want Gij zijt bij mij … Gij richt voor mij een dis aan voor de ogen van wie mij benauwen” (verzen 2-5).
God was niet alleen de Herder van David persoonlijk, maar van het volk Israël. Door de profeet Ezechiël sprak God van een tijd in de toekomst, wanneer Hij Zijn volk uit de handen van hun vijanden zal redden: “In een goede weide zal Ik ze weiden … en zij zullen in een vette weide grazen, op de bergen van Israël” (34:14). Horen wij hier niet een weerklank van Psalm 23?
En het is de Messias die dit zal volbrengen: “Hij zal als een herder zijn kudde weiden, in zijn arm de lammeren vergaderen en ze in zijn schoot dragen” (Jesaja 40:11). Zoals God de Herder van Israël was, is Jezus Christus, Gods Zoon, voor alle mensen de Goede Herder: “Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen … Ik ken de mijne en de mijne kennen mij” (Johannes 10:11-15; vgl. Hebreeën 13:20).
Voor de Here Jezus zelf was Psalm 23 zonder twijfel een geliefde psalm. Elk woord paste op hem en in zijn tijd van nood zal hij uit deze psalm veel troost en sterkte geput hebben. Zelfs toen hij de kruisdood moest ondergaan, kon hij met David zeggen: “Gij zalft mijn hoofd met olie, mijn beker vloeit over. Ja, heil en goedertierenheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven” (verzen 5, 6). En net zoals David zelf, kon deze Zoon van David door het lijden heen uitzien naar de dag wanneer hij “in het huis des Heren” zou verblijven “tot in lengte van dagen”. Daar zien ook wij verlangend naar uit!