Jezus’ laatste week in Jeruzalem
Lezen: Mattheüs 21:33-22:14; 25:1-13
Verhalen over het Koninkrijk
Als je er goed over nadenkt is het heel raar. De profeten in Israël hadden lang van tevoren verteld, dat de grote Zoon van David zou komen en over de wereld regeren. Dat had ook de engel Gabriël tegen Maria, de moeder van Jezus, gezegd: “God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven. Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn.” Veel Joden zagen met verlangen uit naar zijn komst. Maar toen Jezus door de steden en dorpen van het land ging, om mensen te genezen en te vertellen over Gods Koninkrijk, zei Hij niet dat Hijzelf de lang beloofde Koning was. Waarom niet? Omdat de Romeinen al gauw zouden hebben gezegd: ‘In dit land delen wij de lakens uit. Er is geen plaats voor iemand die koning wil worden. Want er is een keizer in Rome en over jullie land heeft hij al een koning aangesteld: Herodus.’ Zij zouden dus niet toelaten dat mensen in Hem als Koning zouden gaan geloven, en tegen de Romeinen in opstand komen. Hij zou in de gevangenis zijn gezet, of wat ergers zijn aangedaan. Dus wat deed Jezus? Hij deed wat de profeten hadden gezegd dat Hij doen zou: wonderen van genezing doen en vertellen wat zijn luisteraars moesten doen om Gods Koninkrijk binnen te gaan. Dat had voor iemand met een greintje verstand genoeg moeten zijn om in te zien dat Hij inderdaad de Koning was. En velen hebben dat inderdaad ingezien, vooral Jezus’ discipelen. Maar de belangrijkste Joden in het land, de priesters van de tempel in Jeruzalem en de leraars van het volk, geloofden niet in Jezus. Zelfs na de opwekking van Lazarus uit de dood bleven ze ongelovig. Ze waren al lang van plan Hem te vermoorden, en zij deden dat door Hem over te leveren aan Pontius Pilatus, de Romeinse stadhouder, met de eis dat Hij gekruisigd moest worden. Daarom heeft Christus, gedurende zijn laatste week van zijn aardse leven, toen Hij in Jeruzalem was voor het Paasfeest, de Joden duidelijk laten weten wie Hij was. En ook hoe erg het was om niet in Hem te geloven, en Hem zelfs te willen vermoorden. De beste manier om dit te doen was door middel van een verhaal.
Een verhaal over een wijngaard
Jezus vertelde dat er eens een man was die een stuk grond bezat, één van die vele zonbeschenen heuveltjes in het land. Hij besloot daarop druiven te planten om er wijn van te maken, die hij kon verkopen. Hij bouwde een muur om de wijngaard, zodat vraatzuchtige schapen en geiten en wroetende zwijnen er niet in konden komen. Hij hakte een bak uit de rots, waarin zijn dienaars met de blote voeten de druiven zouden treden. Hij maakte ook een houten torentje om toezicht te houden als de druiven begonnen te rijpen. Maar op een dag moest hij voor lange tijd naar het buitenland, en hij besloot zijn wijngaard te verhuren. De huurprijs was een deel van de opbrengst van de wijngaard. Nadat de druiven in het eerste jaar van zijn verblijf in het buitenland waren geoogst en geperst, kwam een dienaar van de eigenaar om de afgesproken betaling op te halen. Maar in plaats daarvan mishandelden de pachters hem op een vreselijke manier, en stuurden hem met lege handen weg. Er volgde een tweede dienaar, en nog een derde, met hetzelfde resultaat. De pachters wilden niets betalen voor hun gebruik van de wijngaard. Toen de eigenaar wist wat er aan de hand was, besloot hij zijn eigen zoon te zenden. Hij dacht: zij zullen tenminste respect voor mijn zoon hebben. Maar nee, de pachters hadden daar andere ideeën over. “Dat is de erfgenaam! Kom op, laten wij hem doden en zo zijn erfenis opstrijken!” En voegde de daad bij het woord. Snap je dit verhaal? De wijngaard was het land Israël, een heel mooi land waar de Israëlieten woonden. Het was Gods land, dat de Israëlieten mochten gebruiken. Zij hadden God daar dankbaar voor moeten zijn, en Hem een deel van de vruchten moeten brengen, als een offer voor de Here. Toen zij dat niet deden stuurde God zijn dienaars, de profeten, naar hen toe. Maar zij mishandelden de ene profeet na de andere. Ten slotte zond God zijn eigen Zoon. Maar in plaats van respect voor Hem te tonen, besloten de Joden Hem te vermoorden. Waarop God zei: ?Dan moeten jullie het land uit.’ En dat is wat er enige tijd na Jezus' kruisdood gebeurde. Zoals Jezus had gewaarschuwd, werden de Joden weggevoerd naar andere landen. Dat was bijna tweeduizend jaar geleden en pas na de Tweede Wereldoorlog zijn velen weer gaan wonen in hun eigen land.
Een verhaal over een bruiloftsfeest
In de loop van deze laatste week in Jeruzalem vertelde Jezus nog een ander verhaal, ook met een belangrijke les. De profeten hadden gezegd dat het leven in Gods Koninkrijk zou zijn als het vieren van een feest: volop eten en veel blijdschap. Dus zei Jezus dat er eens een koning was die iedereen uitnodigde voor het bruiloftsfeest van zijn zoon. Toen de afgesproken dag van het feest aanbrak moesten de dienaars van de koning snel de stad rondgaan en zeggen: “Alles is klaar, we wachten op jullie.” Maar er kwam niemand, zodat de feestzaal leeg bleef. De mensen hadden meer interesse in akkers en hun zaken. De koning was woedend. Daarom zei hij: “Ga naar de toegangswegen van de stad en nodig iedereen uit die je daar tegen komt.” Ze hadden groot succes, want nu liep de feestzaal al snel vol met gasten. Terwijl iedereen zat te genieten van de lekkere maaltijd en de vrolijke muziek, kwam de koning binnen om zijn gasten te begroeten. Toen hij langs de tafels liep, viel zijn oog op iemand die zijn alledaagse kleren aan had. Toen hij dat zag werd de koning boos. ‘Hoe durf je hier, in die vieze versleten kleren, binnen te komen om de bruiloft van mijn zoon te vieren? Je zag bij het binnenkomen dat ik iedereen nieuwe kleren had gegeven, zodat niemand zich hoefde te schamen. Begrijp je niet wat een eer het is hier in mijn paleis te mogen feestvieren?’ De man wist niet wat hij moest zeggen. Maar de koning riep zijn dienaars toe: “Gooi die man naar buiten!” Met dit verhaal wilde Jezus twee belangrijke lessen leren. De eerste was voor de Joden. Eerst hadden Gods profeten allen in Israël uitgenodigd voor het feest dat Hij als Koning aan het organiseren was. Daarna waren Jezus en zijn discipelen rondgegaan om te zeggen dat alles klaar was. Maar de Joden bleken geen werkelijke belangstelling te hebben. Anders hadden ze wel begrepen dat Jezus de Zoon van de Koning was, die gekomen was om Gods Koninkrijk op te richten. Omdat de Joden geen gebruik wilden maken van de uitnodiging, zouden Jezus' discipelen na zijn dood de wereld ingaan met dezelfde uitnodiging. Dat had Jezus gezegd na dat andere verhaal over een wijngaard. “Het Koninkrijk van God zal u worden ontnomen, en gegeven worden aan een volk dat het wel vrucht laat dragen.” De tweede les was, dat iemand die Gods Koninkrijk binnen wil gaan niet moet denken dat hij zomaar, zoals hij is, binnen mag gaan, zonder enige voorbereiding. Hij moet gedoopt worden om, als het ware, de vuile kleren van zijn oude leven af te doen, en een nieuw wit kleed, dat Christus hem geeft, te dragen. Na zijn doop moet hij zorgen dat het kleed wit blijft. Veel van Jezus' luisteraars hebben de betekenis van deze twee gelijkenissen goed begrepen. Ze zagen goed in wat Hij hiermee bedoelde. Maar ze waren alleen maar bozer dan ooit. Er is niemand zo doof als iemand die niet wil horen.
Een verhaal over tien meisjes
De Here Jezus had al eerder verteld dat het Koninkrijk nog niet meteen zou komen. Om dit nog eens duidelijk te maken vertelde Hij een verhaal over tien meisjes. Zij gingen samen op weg om de bruidegom tegemoet te gaan. Dat was in die tijd heel gebruikelijk. De bruid en de bruidegom liepen naar de zaal waar het feest zou worden gehouden. De familie liep achter hen aan. Deze stoet liep door de straten van het dorp of de stad, en genodigde vrienden en bekenden sloten onderweg aan. Zo gingen zij samen naar de zaal om samen te eten en een groot feest te vieren. Zodra iedereen binnen was, ging de deur dicht, en kon het feest beginnen. De meisjes in dit verhaal waren de bruidegom een heel eind tegemoet gegaan, maar er was nog steeds niemand te zien. Ze konden dus niets anders doen dan rustig afwachten. Kennelijk was er iets gebeurd en begon het feest wat later. Alle tien hadden ze er rekening mee gehouden dat ze waarschijnlijk lang zouden moeten wachten. Een bruiloftstoet was vaak erg lang onderweg, omdat er veel werd gezongen en gedanst. Omdat het vroeg donker werd, hadden de meisjes hun lampen helemaal gevuld met olie. Toen de stoet lang uitbleef, en het al donker werd, deden ze alle tien hun lamp aan. Maar het werd zelfs nacht. Van vermoeidheid waren ze intussen in slaap gevallen. Midden in de nacht werden ze wakker van gezang en muziek. Vrolijk klonk het: “Daar is de bruidegom! Kom, ga hem tegemoet.” Snel stonden ze alle tien op. Terwijl zij sliepen was de olie in hun lampen bijna opgebrand. Toen bleek het verschil tussen deze meisjes. Vijf van hen waren zo verstandig geweest er rekening mee te houden, dat het wel eens heel lang zou kunnen duren. Daarom hadden zij voor de zekerheid een extra kruikje olie meegenomen. Snel goten ze de olie in hun lampen en waren ze klaar om zich bij de stoet aan te sluiten. De andere vijf hadden geen extra olie meegenomen. Hun lampen gingen langzaam uit en zij konden zich daarom niet aansluiten bij de vrolijke stoet. Zij riepen naar de vrolijk wegdansende verstandige meisjes: “Geef ons wat van jullie olie, want onze lampen gaan al uit.” Maar die riepen: “Nee, straks is er nog te weinig voor ons en jullie samen. Zoek liever een verkoper en koop zelf olie.” Toen de onverstandige meisjes eindelijk olie hadden, hun lampen hadden bijgevuld en aangestoken, holden ze door de straten. Maar toe ze bij de zaal kwamen, stonden ze voor een dichte deur. Ze bonsden op de deur en riepen: “Heer, heer, laat ons binnen!” Het antwoord van de Heer was een grote schok voor hen: “Ik ken jullie werkelijk niet”.
Wat is de les van dit verhaal? De Here Jezus maakte op deze manier in de eerste plaats duidelijk, dat zijn volgelingen moeten uitkijken naar zijn wederkomst. Maar ook dat iedere volgeling zijn eigen persoonlijke voorbereiding moet treffen. Lid zijn van een kerk zegt niets als we niet in verbondenheid met Christus leven en actief in zijn dienst staan. De schokkende woorden: “Ik ken jullie werkelijk niet” betekenen niet dat de bruidegom helemaal niet weet wie zij zijn. En ook niet dat Hij niet weet dat er tien meisjes hadden moeten zijn in plaats van vijf! Ze betekenen dat de bedoelde vijf, om hun zorgeloosheid en onverschilligheid, niet bij Hem horen en dat Hij ze niet wil kennen. Daarom is zijn dringende vermaan: “Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag en op welk tijdstip hij komt”.
Het verband tussen dit verhaal en dat van het koninklijke bruiloftsmaal is een bruiloft. Deze beeldt de vereniging van Christus met zijn volk bij zijn komst uit. Kenmerkend voor het verhaal van de meisjes is, dat de bruidegom wordt verwelkomd met lichtgevende lampen. In Openbaring 1 wordt de gemeente voorgesteld als een kandelaar die zijn licht in een van God vervreemde wereld moet blijven verspreiden tot Christus’ komst. Dan zal Hij zijn trouwe, waakzame dienaren uitnodigen voor altijd bij Hem te zijn. De komst van Christus behoort daarom centraal te staan in de verwachting van de gemeente, zoals we ook kunnen zien in de brieven van de apostelen. In Efeziërs 5:27 lezen we: “en zo zelf de gemeente voor Zich te plaatsen, stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, zo dat zij heilig is en onbesmet.” En in Kolossenzen. 1:22: “om u heilig en onbesmet en onberispelijk voor Zich te stellen”. Petrus vat de betekenis van het verhaal kennelijk samen met de woorden: “Omdat u hiernaar uitziet, geliefde broeders en zusters, moet u zich inspannen om smetteloos, onberispelijk en in vrede door hem te worden aangetroffen. Bedenk dat het geduld van onze Heer uw redding is” (2 Petrus 3:14-15).