Ontmoeting met de vrouw uit Sunem
In de buurt van de berg Karmel lag het landelijke plaatsje Sunem (wat betekent: dubbele rust). Reizigers konden hier heerlijk uitrusten. Ook de profeet Elisa kwam op zijn reizen vaak langs dit plaatsje. Hier woonde een voorname vrouw, die er bij hem op aandrong dat hij zou blijven eten. En elke keer als hij daar langs kwam, was hij welkom om te eten en te rusten. Zij wist dat Elisa een profeet was. De vrouw zei tegen haar man: ‘Die godsman … is beslist heilig. Laten wij op het dak een kamer voor hem maken …’ (2 Koningen 4:10). Elisa maakte dankbaar gebruik van deze kamer. Hij wilde graag iets voor deze vrouw doen. Zij had het uit liefde voor de Heer gedaan, niet om iets te ontvangen. Maar Gehazi, de knecht van Elisa, wist dat zij een groot verdriet had: zij had geen kinderen, en haar man was al oud. Dan mag Elisa, namens de Heer, tegen haar zeggen: vandaag over een jaar zult u een zoon in uw armen houden (vers 16). Nee, antwoordde zij, spiegelt u me toch niets voor. Precies een jaar later wordt haar zoon geboren. Het kind is een grote vreugde voor de ouders. Dan slaat het noodlot toe. De jongen krijgt een zonnesteek en sterft op de schoot van zijn moeder. Haar houding getuigt van groot geloof. Ze is niet opstandig, ze schreeuwt niet, jammert niet, nee ze vertrouwt ook nu op de Heer. De Heer heeft haar immers deze zoon gegeven. Ze brengt het kind naar de kamer van Elisa. Ze is ervan overtuigd dat Elisa hier kan helpen. Zelfs haar man vertelt ze niets, ze stelt hem zelfs gerust. Ze regelt niets voor een begrafenis, die gewoonlijk dezelfde dag moest plaatsvinden. Zonder aarzelen gaat ze zo snel mogelijk naar Elisa. Pas hier geeft ze uiting aan haar verdriet. Heb ik u soms om een zoon gevraagd (vers 28). Elisa gaat met haar mee, strekt zich uit over de jongen, bidt en smeekt de Heer om het leven van dit kind. In plaats van een begrafenis is er nu een opstanding. Deze vrouw, waarvan wij de naam niet weten, laat zien dat we op de Heer mogen vertrouwen, al is het verdriet nog zo groot.