De berg Tabor
De eeuwen door heeft de uitzonderlijke vorm van de berg Tabor reizigers geboeid, en een psalmist eens doen uitroepen: “Tabor en Hermon jubelen in uw naam” (Psalm 89:13). Bij zeer helder weer is het namelijk mogelijk, vanaf de bergen van Samaria, de prachtige, afgeronde kegel Tabor en de met sneeuw bedekte kap van de Hermon op één lijn te zien. En waar wij ook in de ‘vlakte’ van Jizreël (waar de grote afrekening van de HERE met de volkeren zich zal voltrekken) zouden staan, kunnen we de Tabor met zijn zacht glooiende hellingen uit het omringende landschap zien oprijzen. Ook vanaf de Megiddopas is de Tabor, wanneer wij noordoostwaarts kijken, vrijliggend in het landschap te zien. Zelfs vanaf de hellingen van het gebergte Gilboa in het oosten lijkt de Tabor groot en indrukwekkend. Toch ligt de top, in het toch al heuvelachtig gebied van oostelijk Jizreël, slechts 588 m boven het Middellandse Zee niveau.
Bij de berg Tabor kwamen volgens Jozua 19 de grenzen van drie stammen van Israël bij elkaar. Vanuit het westen Zebulon (Jozua 19:12; 1 Kronieken 6:77), vanuit het zuiden Issaschar (Jozua 19:22) en vanuit het noorden Naftali (Jozua 19:34). De berg was een strategisch gelegen punt, vanwaar de gehele omgeving kon worden beheerst. In de tijd van de Richters was de Tabor dan ook het toneel van een aantal veldslagen, zoals tussen de legers van stadstaat Hazor en de stammen Zebulon en Naftali (Richteren 4), en tussen de legers van de Midianieten en Gideon (Richteren 8). In de profetie van Jeremia 46:18 noemt God o.a. de berg Tabor als de zekerheid dat er een einde zal komen aan de macht van Egypte: “Zo waar ik leef - spreekt de koning wiens naam is Heer van de hemelse machten - zo zeker als de Tabor een berg is, de Karmel oprijst uit de zee, zo zeker wordt Egypte overweldigd” (NBV).
Zo’n 10 kilometer van de Tabor ligt het dorpje Nain, waar de Here Jezus een gestorven jongeman, die net begraven zou worden, uit de dood opwekte. (Lucas 7:11-17). Nog wat dichterbij liggen de overblijfselen van Endor, waar koning Saul naar een waarzegster ging (1 Samuël 28:7).