Ontmoeting met Stefanus
Stefanus (kroon of krans) was één van de zeven Grieks sprekende volgelingen van Jezus, die werden uitgekozen om de apostelen te helpen bij de zorg voor de armen. In Handelingen 6:7 lezen we over hem: “Stefanus, een diep gelovig man, die vervuld was van de heilige Geest”. Hierdoor was hij in staat wonderen en tekenen te doen. Dit leidde al snel tot jaloezie, en een groot meningsverschil tussen hem en verschillende Joden (vers 9). Het meningsverschil zal zeker over Jezus gegaan zijn. Stefanus ging een confrontatie echter niet uit de weg, en was bereid te lijden voor zijn Heer. Zijn tegenstanders konden niet op tegen zijn wijsheid, en bedachten een plan om hem uit te schakelen. Zij kochten enkele mannen om, die voor de leden van de Joodse Raad valse dingen beweerden. Hij zou Mozes en God beledigd hebben, door te zeggen dat “Jezus uit Nazareth de heilige plaats zal afbreken en de gebruiken van Mozes zal veranderen” (vers 13 ). Stefanus hield ter verdediging een lange redevoering, waarin hij de heilsgeschiedenis van Abraham tot koning Salomo behandelde. Benadrukte alle onwil van het volk, hun steeds weerkerende verzet tegen Mozes: “Wie heeft jou als leider en rechter aan gesteld”? (vers 35). ‘Wie van de profeten hebben uw voorouders niet vervolgd?’ ‘Zelf hebt u nu de Rechtvaardige verraden en vermoord’ (vers 52). Hier werd woedend op gereageerd. Stefanus, vervuld van de heilige Geest zei: “Ik zie de hemel geopend en de Mensenzoon, die aan Gods rechterhand staat”. Dit werd gezien als Godslastering. Niemand wilde meer luisteren, en in blinde woede werd Stefanus meegesleurd en gestenigd. Stefanus toonde een ware volgeling van de Heer te zijn. Hij werd niet boos, ging niet schelden, maar vroeg zelfs in de benauwde ogenblikken voor zijn dood vergeving voor hen: “Heer reken hun deze zonde niet toe”. Zo werd hij de eerste martelaar voor Christus. Hij was een groot voorbeeld voor allen die vervolgd werden. Hij toont ons, dat de Heer in alle omstandigheden de belangrijkste in ons leven moet zijn.