Johannes 3:4 - Hoe kan iemand geboren worden als hij al oud is?
Jezus antwoordde en zeide tot hem [Nikodemus]: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien. Nikodemus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, als hij oud is? Kan hij dan voor de tweede maal in de moederschoot ingaan en geboren worden? Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan. (Johannes 3:3-4)
‘Wedergeboren worden’ is een vertrouwde term in het hedendaagse Christendom, maar voor Nikodemus (Johannes 3:3-4) was hij splinternieuw: wat kon die prediker uit Nazaret ooit bedoelen met die vreemde uitspraak? Een volwassen mens kan toch niet terug in de baarmoeder, om vervolgens opnieuw het geboorteproces door te maken? Waar ging dit in vredesnaam over? Deze situatie is kenmerkend voor het evangelie van Johannes: Jezus confronteert zijn gehoor met een uiterst provocerende uitspraak, om het daarmee te prikkelen tot dieper nadenken, om zo door te dringen tot diepere waarheden. Jezus begon zijn prediking met “Bekeert u en gelooft het evangelie”, wat een moderne vertaling ooit vertaalde met: ‘jullie moeten anders gaan leven’. Maar wat Jezus aan Nikodemus vertelt, gaat niet over een wat aangepaste levensstijl: de verandering moet zo drastisch zijn dat het resultaat er op neer komt als zou daar een volledig nieuw mens staan.
De apostel Paulus pakt dit beeld op in zijn brieven. In Romeinen 6:6-7 (NBG’51) schrijft hij: “dit weten wij immers, dat onze oude mens medegekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden … want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde.” De mens die wij vroeger waren moeten wij dus zelfs laten kruisigen, zoals Christus zelf gekruisigd is en met Hem die misdadiger aan dat kruis naast Hem! Niets minder dan dat is voldoende! Want die oude mens verdient slechts de dood wegens zijn zonde. In zijn brief aan Efeze gebruikt hij een iets ander beeld: de gelovigen moeten die oude mens afleggen, zoals je oude vuile kleren uitdoet, en de nieuwe mens aantrekken zoals je nieuwe schone kleren aantrekt: “Door Jezus wordt duidelijk dat u uw vroegere levenswandel moet opgeven en de oude mens … moet afleggen, dat uw geest en uw denken voortdurend vernieuwd moeten worden en dat u de nieuwe mens moet aantrekken, die naar Gods wil geschapen is” (Efeziërs 4:21-24). Er mag dus geen spoortje oude mens achterblijven. Ook in zijn brief aan Kolosse gebruikt hij dat beeld van vuile en schone kleren: “maar nu moet u alles wat slecht is opgeven ... nu u de oude mens en zijn leefwijze afgelegd hebt en de nieuwe mens hebt aangetrokken, die steeds vernieuwd wordt naar het beeld van zijn schepper en zo tot inzicht komt” (Kolossenzen 3:8-10).
Het zal dus duidelijk zijn dat van de gelovige een volledige inzet wordt gevraagd: niets minder dan een totale verandering van mentaliteit en karakter (‘geest en denken’) is voldoende om een broeder of zuster in de Here te worden. Maar gelukkig staan we daar niet alleen voor. In zijn gesprek met Nikodemus vertelt Jezus hem dat hij opnieuw geboren moet worden uit het water van de doop en de vernieuwing door Gods geest (Johannes 3:5). Samenvattend kunnen we dus zeggen dat de situatie de volgende is:
- Met onze doop geven we aan dat onze ‘oude mens’ sterft, als rechtvaardig oordeel over zijn zonde die kan niet blijven leven.
- Wanneer wij opkomen uit het doopwater wordt symbolisch een nieuwe mens geboren; maar die moet vervolgens nog wel opgroeien.
- Door vrijwillig die doop te ondergaan, geven we aan dat het onze diepste wens is die nieuwe mens te zijn, maar ook te blijven. Dat eist strijd, omdat onze oude mens voortdurend tracht opnieuw bezit van ons te nemen. Wij moeten echter juist voortdurend vernieuwd worden naar Gods beeld.
- Omdat we die strijd zonder Gods hulp niet aan zouden kunnen, heeft God ons hulp beloofd d.m.v. zijn Geest. Alleen zo kunnen wij onze wedergeboorte ook in de praktijk waarmaken.
- Dat betekent dat we met die hulp dagelijks moeten, maar ook kunnen, strijden om Christus’ gezindheid tot de onze te maken, en zo ‘tot inzicht’ te komen en toe te groeien naar zijn voorbeeld.
Helaas heeft zich in een deel van het christendom echter de visie ontwikkeld dat ‘wedergeboorte’ iets is dat je overkomt, wanneer God je de Heilige Geest schenkt. Wedergeboorte is dan iets dat God aan ons doet, iets waarvoor je zelf niets hoeft te doen, maar dat je ontvangt, en waar je dus (extreem gesteld) alleen maar op hoeft te wachten. Terwijl de leer van Jezus en de apostelen duidelijk maakt dat wedergeboorte iets is dat we zelf moeten doen, met al onze inzet; waarbij we dan, wanneer we dat inderdaad met alle inzet doen, Gods bijstand door zijn Geest mogen verwachten. Jezus’ woorden tot Nikodemus waren daarom geen uitleg van een academisch theologisch begrip, maar een ernstige waarschuwing, die ook voor ons geldt.
Dit artikel is voor het eerst verschenen in ons blad Met open Bijbel.
Voor meer artikelen over Bijbelse onderwerpen met wisselende diepgang en een verscheidenheid aan schrijvers zie ons maandblad De roeping van boven