Samaria
In 1 Koningen 16 lezen we hoe, 50 jaar na de splitsing van het rijk van Salomo, koning Omri van het noordelijke rijk een heuveltop koopt van een zekere Semer, om daar een nieuwe stad te stichten, die hij tot de hoofdstad van zijn rijk maakt. Vanaf die heuvel heb je een schitterend en onbelemmerd uitzicht, helemaal tot aan de Middellandse Zee. Hij noemt die stad dan Samaria, naar de vorige eigenaar van die heuvel. Van dat tijdstip af heet de stad, en vaak ook het rijk, Samaria. En na de wegvoering van de bevolking door de Assyriërs, worden de nieuwe bewoners Samaritanen genoemd. Omri en zijn beruchte zoon Achab bouwen er hun paleis en een tempel voor de Baäl. In de 1e eeuw v. Chr. herbouwt Herodes de stad en noemt die Sebaste ter ere van keizer Augustus (sebastos betekent verheven, het is de Griekse vertaling van het Latijnse augustus).
Op de ruïnes van die Baäl-tempel, en de paleizen van Omri en Achab bouwt hij een aan keizer Augustus gewijde tempel die, hoewel hij minder groot was dan de tempel te Jeruzalem, als bouwwerk daarmee kon wedijveren. Het is ironisch dat de niet-Joodse Samaritanen de God van de Bijbel aanbidden in een speciaal aan Hem gewijde tempel op de top van de berg Gerizim (Johannes 4:20), terwijl de in naam Joodse Herodes een tempel bouwt op de berg van Samaria, gewijd aan de Romeinse keizeraanbidding. Deze tempel werd verwoest gedurende de Joodse opstand van 66-70 na Chr. (die ook leidde tot de verwoesting van de tempel te Jeruzalem), maar werd in 200 weer opgebouwd door keizer Septimius Severus. In latere eeuwen is hij opnieuw in verval geraakt, en nu resten er nog slechts deze ruïnes.
Voor meer artikelen over Bijbelse onderwerpen met wisselende diepgang en een verscheidenheid aan schrijvers zie ons maandblad De roeping van boven